Vraag & Antwoord

Geluid

Windturbines maken geluid. De rotorbladen (wieken) die rond draaien zorgen voor dat geluid. Het geproduceerde geluid is te vergelijken met andere omgevingsgeluiden (fabrieken, autowegen, etc). Moderne, hogere windturbines maken niet per definitie meer geluid dan oudere, kleinere windturbines.
Onderzoek heeft geleerd dat er ook een subjectieve kant aan het geluid zit: wie zich stoort aan windturbines zal geluiden eerder horen.

 

De toegestane hoeveelheid geluid is ongeacht het aantal of de hoogte van de windturbines. Dus als er meerdere turbines in de buurt staan, mogen deze samen niet meer dan de wettelijke drempels voor een woning in de buurt produceren.
De praktijk leert dat die drempels overschreden wordt alleen bij de dichtstbijzijnde woningen, doorgaans op zo’n 400 meter afstand of zelfs dichterbij, wordt bereikt. 

 

De rotorbladen van windturbines veroorzaken het meeste geluid. De bladen hebben de afgelopen decennia grote ontwikkelingen doorgemaakt. Zo kan de stand van de bladen worden aangepast zodat deze meer of minder wind vangen (en meer of minder geluid maken). Maar ook het uiterlijk is aangepast. Aan de uiteinden zijn sinds enkele jaren zogeheten uilenveren gemonteerd. Die kleine driehoekige ‘tandjes’ verminderen het zoevende geluid dat rotorbladen maken bij hun omwentelingen.

 

 


Lees hier meer over de uilenverenstructuur.

 

Over de geluidsproductie -en de hoorbaarheid van geluid- zijn wettelijke normen vastgesteld. Die normen moeten onaanvaardbare geluidsdruk voor omwonenden voorkomen. De overheid gaat daarbij uit van een gemiddelde geluidsbelasting.

 

Gewestplan

Dag

Nacht

Woongebied

44

39

Agrarisch gebied

48

43

Woongebied <500m van industriegebied

48

43

Andere bestemmingen <500m van industriegebied

50

45

Bufferzones

55

50

Industriegebied

60

55

 

Om een idee te geven over wat deze geluidsniveaus precies betekenen, hieronder een aantal vergelijkingen:

 

Wat is laagfrequent geluid?

Of een geluid hoorbaar is, hangt af van de luisteraar zelf, van het geluidniveau en van de frequentie. Een hogere frequentie komt overeen met een hogere toon. Het normale gehoorgebied begint bij een frequentie van 20 hertz. Geluid bij lagere frequenties wordt infrasoon geluid genoemd en dat is alleen hoorbaar bij een zeer hoog geluidniveau. De bovengrens van het normale gehoorgebied is 20.000 hertz. Kinderen kunnen nog tot circa 20.000 hertz horen, ouderen tot ongeveer 10.000 hertz.

Waarover bestaat er twijfel?

Er zijn een aantal studies en onderwerpen die regelmatig worden betrokken in discussie over windturbines. Omwonenden zijn vaak ongerust over het laagfrequente deel van het geluid (het meest laagtonige deel) en het effect daarvan op hun gezondheid, en/of over het optreden van het windturbinesyndroom of vibro-akoestische ziekte. Echter, vanuit de verzameling aan wetenschappelijke literatuur kunnen deze effecten niet aangetoond worden.

Overzicht van onderzochte effecten en factoren

De literatuur laat op een aantal punten tegenstrijdige resultaten zien, vooral waar het gaat om het belang van laagfrequent geluid en infrageluid in relatie tot gezondheidsklachten. Er zijn geen onderzoeken bekend waarbij de gezondheidstoestand van mensen gevolgd werd gedurende langere tijd. Dergelijke lange termijn studies zijn geschikter om een oorzakelijk verband te vinden tussen verschillende factoren.

De bevindingen met betrekking tot het laagfrequente deel van windturbinegeluid spreken elkaar tegen. Omwonenden zijn bezorgd dat door een toename van de hoogte van windturbines meer laagfrequent geluid zal ontstaan. Op basis van metingen blijkt dit verschil echter gering. Daarnaast wordt de nadruk op het laagfrequente aandeel onterecht genoemd omdat het normaal geaccepteerde geluid van wegverkeer meer laagfrequent geluid bevat dan wat wettelijk istoegestaan bij windturbines.


Het is wel mogelijk dat het aandeel laagfrequent geluid tussen woningen verschilt doordat er in een woning wel of geen resonantie kan optreden en de demping door muren en ramen niet in alle woningen hetzelfde is. Vooral infrasoon geluid roept veel discussie op, ondanks dat infrasoon geluid van windturbines bij woningen niet waarneembaar is. In een recent groot Japans onderzoek werd aangetoond dat luisteraars geen verschil merkten als in geluidsopnames van windturbines het meest laagfrequente deel van het geluid werd weg gefilterd.

Met achtergrondgeluid wordt bedoeld het geluid die niet afkomstig is van de turbine maar een naastliggende andere bron zoals een autosnelweg of luchthaven. In geval de exploitant een meetcampagne ter bepaling van het achtergrondgeluid uitvoert en het achtergrondgeluid hoger is dan de richtwaarde, geldt de hoogste waarde (vb. overdag is de richtwaarde 44 dB(A) en het achtergrond is dan 45 dB(A) -> dan geldt de (hogere) waarde van het achtergrondgeluid als norm voor die periode).
In geval dat het achtergrondgeluid maatgevend is, is in de regelgeving opgenomen dat de afstand van windturbines tot woningen driemaal de rotordiameter moet bedragen.

Schaduw

De zon schijnt tegen een windmolen aan en dan ontstaat achter de molen een schaduw. Als de wieken dan draaien door de wind, beweegt die schaduw ook. Die bewegende schaduw heet slagschaduw. Mensen kunnen daar last van hebben als die schaduw bijvoorbeeld over een raam van het huis gaat.


Slagschaduw ontstaat het vaakst in de lente en de herfst. De zon staat dan lager, terwijl de zon nog wel met enige regelmaat schijnt. In de winter staat de zon lager en is de schaduw van de windmolen langer, maar in de winter schijnt de zon minder vaak waardoor er minder vaak sprake is van slagschaduw dan in de herfst en het najaar. In de zomer schijnt de zon vaak, maar staat dan ook veel hoger aan de hemel waardoor de schaduw van de windmolen aanzienlijk korter is.

Er is een wettelijke norm voor slagschaduw: in Vlaanderen mag er zich niet meer dan 8 uur slagschaduw per jaar voordoenen nooit meer dan 30 minuten per dag.
Windturbines moeten worden uitgerust met een slagschaduwdetector met stilstand regeling, die de windturbine automatisch uitschakelt als de 8u per jaar of de 30 min per dag worden overschreden voor een bepaald gebouw.

Deze grens van maximaal acht uur slagschaduw per jaar geldt voor woningen, scholen, verpleeg-, verzorgings- en ziekenhuizen, kinderdagverblijven en psychiatrische instellingen in de omgeving van de windmolens.

Een computersysteem houdt alle data in de gaten en zorgt automatisch voor eventuele stilstand. Een sensor op de windturbine meet hiervoor de lichtinval. De turbine staat dan in de zogeheten ‘idle mode’. Er is dan sprake van een zeer langzame beweging om slijtage aan lagers -bij een volledige stilstand- te voorkomen.

Mensen die menen dat de stilstandsvoorziening nog niet juist is ingeregeld zullen dit kunnen melden om het bij te sturen en de impact te minimaliseren.

Natuur & omgeving

Een draaiende windturbine verdringt de productie van fossiel gebaseerde elektriciteit met als gevolg een CO2
besparing.

Daarnaast word ook de uitstoot van zwaveloxide, stikstofoxide en fijnstof vermeden, wat zorgt voor
een betere luchtkwaliteit.

Een windturbine zorgt dus voor vermeden externe kosten of milieuschadekosten als
gevolg van schade aan gezondheid, gebouwen, ecosystemen en economie. Volgens studies bedragen de
vermeden kosten voor de maatschappij om en bij de 280.000 EUR per jaar voor een windturbine met een
jaarlijkse productie van 9.000 MWh.

Windturbines kunnen een effect hebben op vleermuizen. Daarom is het van belang de routes die vleermuizen volgen gedetailleerd in kaart te brengen voor er ergens windturbines worden gebouwd.

Een detailanalyse is gemaakt door een onafhankelijk studiebureau om de bewegingen in kaart te brengen van alle vleermuizen in het gebied van de Prijkels. Hieruit is een advies gevolgd op welke locaties er beperkte impact is voor de vleermuizen in en rond het leefgebied van de Prijkels. Dit advies wordt gevolgd om de inplanting van de turbines te vast te leggen.

Verder staat de technologie niet stil. Er zijn systemen op de markt die vleermuizen op afstand houden van de windmolens. Vleermuizen navigeren via echolocatie wat betekent dat zij ultrasone geluiden uitzenden en naar het antwoord luisteren om te navigeren. Door actief een bepaald geluid uit te zenden zullen waardoor zij geen correcte antwoord ontvangen zullen ze het gebied van de windmolen mijden.

Meer info

Windturbines kunnen inderdaad een effect hebben op vogels: sommige vogels passen hun gedrag aan, aan de aanwezigheid van windturbines; anderen niet. In beide gevallen kunnen negatieve effecten optreden voor de vogelpopulatie. Het is helaas onvermijdelijk dat een aantal vogels in de draaiende turbines terechtkomen en sneuvelen.

De vogelsterfte door windturbines bedraagt slechts een à twee procent van het aantal vogels dat jaarlijks in het verkeer omkomt. Om de impact zoals aanvaringen of verlies van het leefgebied te beperken, is het van belang dat voedsel-, pleister-, broed- en slaapplaatsen van vogels gedetailleerd in kaart worden gebracht voordat er ergens windturbines worden gebouwd. Hetzelfde geldt voor de vogeltrekroutes.

Een detailanalyse is gemaakt door een onafhankelijk studiebureau om de bewegingen in kaart te brengen van alle vogels in het gebied van de Prijkels. Hieruit is een advies gevolgd op welke locaties er beperkte impact is voor de vogels in en rond het leefgebied van de Prijkels. Dit advies wordt gevolgd om de inplanting van de turbines te vast te leggen.

Windturbines nemen maar een klein stukje grondoppervlakte in, maar ze zijn wel zichtbaar in het landschap.

Voor een nieuw project worden altijd simulatiebeelden gemaakt vanuit verschillende zichtpunten. Hieronder een voorbeeld van een simulatiefoto, naast een foto van de gebouwde windturbine.

Voor: simulatie van het windturbineproject op een foto genomen op 350 m van het project.
Voor: simulatie van het windturbineproject op een foto genomen op 350 m van het project.

Na: gerealiseerde project gezien met Google Streetview vanop ongeveer dezelfde locatie.
Na: gerealiseerde project gezien met Google Streetview vanop ongeveer dezelfde locatie.

 

 

 

 

 

 

 

 

Nogal wat Vlamingen hebben het idee dat het landschap rondom hen onveranderlijk is en moet zijn. Nochtans is het landschap continu in verandering. De meeste bossen in Vlaanderen zijn niet veel ouder dan honderd jaar. De meeste autowegen dateren nog maar uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Ook treinleidingen, hoogspanningsmasten, gsm-masten enz. zijn relatief recente bakens in ons landschap die verbonden zijn met de modernisering en vooruitgang van onze maatschappij.

 

Als we de klimaatopwarming een halt willen toeroepen en een duurzaam energiesysteem willen realiseren tegen 2050, moeten we aanvaarden dat windturbines een onmiskenbaar deel zullen uitmaken van het Vlaamse landschap.

In tegenstelling tot wat men vaak aanneemt, lijkt de toekomst in dat opzicht verrassend veel op het verleden: in 1850 stonden er in België nog 2500 windmolens die toen eveneens een wezenlijke bijdrage leverden aan het economische systeem (cf. graan-, olie-, papiermolens …). Zo komt het dat heel veel gemeenten een Molenstraat hebben. Het spreekt voor zich dat het lukraak inplanten van windturbines geen wenselijke optie is. Dit is meteen de reden waarom een aantal provincies zijn gestart met de opmaak van een provinciaal windplan om zo richting te geven aan waar en hoe men windprojecten wil integreren in het landschap.

Tot slot is de visuele impact van windturbines subjectief. Sommige mensen vinden windturbines lelijk, andere net niet. Over smaak valt niet te twisten.

Windenergie

Windenergie is dus onmisbaar. En daarnaast is het van groot belang dat de windturbines die er komen eigendom van de burger zijn. Coöperatieve windturbines dus. Waarom?

Burgercoöperaties zijn verenigingen van mensen die samen een deel van de omgevingsenergie oogsten voor eigen gebruik en die energie onder elkaar willen verdelen. Coöperatieve windturbines zorgen ervoor dat windenergie, een van onze lokale natuurlijke rijkdommen, in lokale handen blijft. Ze maken de burger eigenaar van de energieproductie. Door onze energievoorzieningen zelf in handen te nemen, worden we minder afhankelijk van energie-import en van grote commerciële bedrijven. Dankzij de coöperatieve aanpak creëren we samen een eerlijk en duurzaam energiesysteem en krijgen we grip op de energieprijs.

Het is belangrijk om te beseffen dat omgevingsvergunningen voor windturbines van onbepaalde duur zijn. Wie een vergunning heeft, kan dus eeuwig wind oogsten op die locatie (zolang er aan de exploitatie- en milieuvoorwaarden voldaan wordt).

Want de wind waait voor iedereen!

De meeste energie die we gebruiken komt uit fossiele brandstoffen. Bij de verbranding komt CO2 vrij. Doordat er steeds meer CO2 in de atmosfeer komt, stijgt de temperatuur op aarde en dat heeft ingrijpende gevolgen voor mens, dier en natuur. Denk maar aan de recentelijke overstromingen in België en Duitsland of de jaarlijkse hevige bosbranden in Australië en Californië. Daarom is het belangrijk dat we het gebruik van fossiele brandstoffen zo snel mogelijk tot nul herleiden. Dat kan onder andere door over te stappen op bronnen die schone stroom produceren. Dat zijn wind, zon, water, aardwarmte en biomassa.

Windenergie is bijzonder effectief tegen klimaatverandering. Het opwekken van stroom met windmolens zorgt voor honderd maal minder CO2 -uitstoot dan elektriciteit van kolencentrales. Bovendien is wind een onuitputbare bron. Tijdens de productie van de stroom komt er niet alleen geen broeikasgas vrij, ook geen fijnstof noch stikstof. Aangezien de wind ook in Vlaanderen waait, kunnen we via windturbines onze eigen stroom maken zonder risico’s op vlak van geopolitiek, buitenlandse energieafhankelijkheid, brandstofprijzen, raffinaderijen, pijpleidingen, uitputting van grondstoffen,… die eigen zijn aan de manier waarop we op vandaag, overwegend onze energie produceren.

Hoeveel elektriciteit een windturbine produceert hangt uiteraard af van hoeveel het waait maar ook van de grootte en de wiekdiameter van de windturbine. Algemeen, hoe hoger de turbine en hoe groter de wiekdiameter, hoe meer stroom die kan produceren.


Een windturbine van 3 megawatt (MW) produceert in Vlaanderen gemiddeld ongeveer 6000 megawattuur (MWh). Dat is genoeg om te voorzien in het jaarlijkse elektriciteitsverbruik van 1.500 tot 2.000 gezinnen.

Hoog, hoger, hoogst .. wat brengt dat op?

Hoge windturbines produceren veel meer elektriciteit dan kleinere turbines. Hoe hoger de turbine, hoe meer wind ze vangt. Daarnaast wekken hoge windturbines ook meer energie op omdat ze veel grotere wieken hebben. Een typische 3 MW-windturbine produceert jaarlijks makkelijk 6000 MWh elektriciteit, goed voor het energieverbruik van 1.500 tot 2000 gezinnen. Een middelgrote 100 kW-windturbine produceert daarentegen 179 MWh, slechts 3 procent van een 3 MW-turbine. Om de energie van één grote windturbine te produceren, heb je 33 kleinere turbines van dertig tot veertig meter hoog nodig.

Windmolens op land of juist op zee? Soms lijkt het alsof we moeten kiezen. In de media lees je voorkeuren van mensen, maar toch plaatst België al jaren windmolens op zowel land én zee.

Dit is nodig om de CO2 in 2030 tot 55% te reduceren om de klimaatplannen te kunnen realiseren. Om dit te bereiken dienen er zowel windmolens geplaatst worden naast het installeren van zonnepanelen, biomassacentrales, werken op energie-efficientie, enz…

Zowel windmolens op land als op zee hebben ruimte nodig en op beide plekken is die ruimte schaars. België is een dichtbevolkt land en dus moet er goed worden gekeken waar windmolens kunnen worden geplaatst. Er moet rekening worden gehouden met factoren zoals het geluid, de slagschaduw en invloed op fauna & flora van een windmolen. Zelfs op zee is de ruimte relatief beperkt. Zo hebben vissers ruimte nodig, zijn grote delen van de zee een natuurgebied en zijn er drukke scheepvaartroutes. Dus ook op zee is het passen en meten om windmolens te plaatsen.
Om onze energie duurzaam op te wekken hebben we kortom wind op zee én op land broodnodig.

Wind op zee voor de Belgische kust wordt in de komende jaren uitgewerkt door Seacoop cv; waarin ook Stroomvloed een participatie heeft. Meer info via www.seacoop.be

Windenergie is 100% schoon en hernieuwbaar, dus goed voor het milieu én het klimaat. De wind is gratis en blijft dat ook, de bron is onuitputtelijk en niet afhankelijk van het buitenland of van grote bedrijven die fossiele of nucleaire energiecentrales uitbaten. Met andere woorden, de energie wordt lokaal geproduceerd voor de eigen omgeving. Eens de molen gebouwd is, zet die de wind om in schone energie, twintig jaar lang of meer, zodra de wind waait en elk jaar weer.

En daar staat de Vlaming ook achter. Jaarlijks wordt het draagvlak voor windenergie gemeten door de Vlaamse overheid: amper 9% ziet liever geen windturbines in eigen gemeente. De tegenstand is dus zeer beperkt, maar haalt wel vaak de pers en dat kan een vertekend beeld geven. Bekijk het volledige rapport van de studie draagvlak voor windenergie.

Toch heeft driekwart van de Vlaamse gemeenten nog altijd geen enkele windturbine, dit geldt ook voor Deinze, Kruisem & Nazareth. Daar kan gemakkelijk verandering in komen. Door snel in het proces overleg en participatie op te starten, wordt wind een succesverhaal voor de buurt.

Zoals elke vorm van energieproductie heeft ook windenergie enkele nadelen. De wind waait niet constant dus is de hoeveelheid elektriciteit die windturbines produceren dat ook niet. Bovendien hangt die hoeveelheid af van de windsnelheid. Windturbines worden steeds hoger, immers het windvermogen is recht evenredig met de derde macht van de windsnelheid en de tweede macht van de wiekdiameter.

Hoger betekent dus efficiënter want het waait harder daarboven én je kan grotere wiekdiameters hanteren. De toenemende hoogte betekent wel dat windturbines van verder zichtbaar zijn. Windturbines maken ook geluid en slagschaduw en ze kunnen een impact hebben op vogels en vleermuizen in de omgeving.

Aangezien de windturbine voornamelijk uit staal, aluminium en koper bestaan, zijn deze grotendeels recycleerbaar. De rotorbladen of wieken daarentegen zijn nog niet recycleerbaar omdat ze uit glasvezel en polyesterhars bestaan.
Echter staat de industrie niet stil en zoekt men naar oplossingen om de rotorbladen recycleerbaar te maken, de grote spelers zoals Vestas en Siemens Gamesa hebben een plan om tegen 2040 de windturbines volledig te kunnen recycleren.

Lees meer

Burgercoöperatie

Een cv werkt bijna als een bv, met dit verschil: het kapitaal kan op elk moment verhogen. Daardoor is het steeds mogelijk om aandelen te kopen van een coöperatie zonder dat er een ingewikkelde procedure met notaris aan te pas komt. Door dit systeem van eenvoudige kapitaalsverhogingen is de toegang tot een coöperatie laagdrempelig.

Een coöperatie wordt beheerd door een algemene vergadering van aandeelhouders en een raad van bestuur gekozen door de algemene vergadering. Er wordt met het principe gewerkt één aandeelhouder heeft, ongeacht het aantal aandelen, één stem op de algemene vergadering. Dit voorkomt dominantie van kapitaalkrachtige aandeelhouders te voorkomen.

De coöperatie kan niet zomaar worden opgekocht door een privébedrijf, daarvoor is immers de goedkeuring nodig van een meerderheid van de coöperanten, die hun autonomie niet zullen prijsgeven en zich tegen een overname zullen verzetten.

Er zijn verschillende redenen waarom burgers zich collectief gaan samenwerken en verenigen:

  • De klimaatverandering, de eindigheid van alle vormen van fossiele energie, de kostprijs van fossiele energie, … dit zijn allemaal redenen waarom er een grote groep van mensen vinden dat er moet geïnvesteerd worden in hernieuwbare energie.
  • Burgers willen via energiecoöperaties een deel van de energiemarkt terug in eigen handen krijgen en dit niet in handen laten van de grote bedrijven die voornamelijk winstmaximalisatie voor ogen hebben.
  • Burgers willen bewuster omgaan met energie. Zij hebben een band met de energieprojecten en halen hieruit voldoende motivatie om energiebewuster te leven. Zo ontstaat er een groter draagvlak voor een transitie naar een meer duurzame samenleving. Door te gaan samenwerken leren we van elkaar en motiveert dit om hier stappen in te zetten.
  • Energiecoöperaties maken het mogelijk om lokaal ook heel bescheiden investeringen te realiseren. Mensen kunnen een enkel aandeel van pakweg 250 euro kopen Op die manier kan je heel veel mensen bij de energietransitie betrekken, én vergroot je het draagvlak voor bijvoorbeeld windmolens die toch vaak gecontesteerd worden: veel mensen hebben er immers niet alleen de lasten van maar ook enige lusten. Burgercoöperaties maken gebruik van het aanwezige kapitaal om dit terug te investeren in de eigen gemeenschap: niet enkel in projecten van hernieuwbare energie, maar ook in projecten ten voordele van de lokale gemeenschap.
  • Het is een manier of middel om aan lokale meerwaarde te creëren: niet alleen omdat het lokaal banen schept, ook het feit dat de opbrengst van kredieten en dividenden van de spaarcenten  van plaatselijke burgers en banken in de regio blijft, wordt daarbij in rekening gebracht. Burgers worden zich meer en meer bewust (bv door de financiële crisis van 2008)  van het feit dat hun geld vaak in allerlei schimmige producten werd belegd door multinationals. Het aantrekkelijker je spaargeld lokaal, transparant en nuttig te kunnen beleggen.

Een coöperatie bestaat uit de samenwerking tussen de verschillende leden van de coöperatie. Hun lidmaatschap wordt bepaald door het verwerven van een aandeel. Dit aandeel garandeert het lid het medezeggenschap over het beleid van de coöperatie. Een aandeel vertegenwoordigt m.a.w. meer dan de nominale waarde: De aandelen behouden hun nominale waarde. Elke aandeelhouder heeft, ongeacht het aantal aandelen, één stem.

Het financiële rendement of jaarlijkse dividend van een erkende coöperatie mag niet hoger zijn dan zes procent, zoals het vastgelegd is door de Nationale Raad voor Coöperaties.

Wie een aandeel koopt, verbindt er zich toe om dit aandeel voor een periode van minstens vijf jaar aan te houden. Dit om speculatie te vermijden en tevens om een stevig kapitaal te behouden.

In geval van winst is het de algemene vergadering die de hoogte van het dividend bepaalt. De vergadering kan ook beslissen om een deel van de opbrengst te investeren in de gemeenschap (buurtlokaal, culturele sector, korting energieprijzen) – zodat winst terugvloeit naar het lokale niveau.

Een echte erkende burgercoöperatie is een burgerinitiatief waarin de burgers de baas zijn.

Mensen delen vaak dezelfde behoeften: voedsel, energie, onderwijs, zorg… Om in die behoeften te voorzien kunnen burgers samen een onderneming runnen. Zo’n collectieve onderneming heet een burgercoöperatie. Er is in Europa een snel groeiende burgerbeweging opgang aan het maken om meer en meer samen in eigen behoeften te investeren door middel van zo’n burgercoöperaties. Burgercoöperaties zorgen voor een stabiele, stressbestendige en van nature sociaal verankerde economie die dicht bij de mens en zijn leefomgeving staat. De burgercoöperatie voorziet van zijn eigen behoeften, de winst die hiermee geboekt wordt kan verdeeld worden onder de burgers en terug in de lokale gemeenschap opnieuw geïnvesteerd worden. Dit model zorgt ervoor dat privé ontwikkelaars en grote multinationals de winsten, die zij maken op de behoeftes van de burger, niet kunnen wegsluizen uit de gemeenschap.

Een burgercoöperatie werkt volgens de internationale coöperatieve principes en kenmerkt zich door :

  • open en toegankelijk voor alle burgers, ongeacht hun herkomst ;
  • transparant en democratisch bestuur, met beslissingsmacht bij de burgercoöperanten ;
  • autonoom en onafhankelijk van bedrijven en instellingen.

Deze kenmerken onderscheiden de echte erkende burgercoöperaties van de ‘bedrijfscoöperaties’ die opgericht en gecontroleerd worden door multinationals of projectontwikkelaars.

Stroomvloed cv is dus een pure erkende burgercoöperatie en is lid van REScoop Vlaanderen, de Vlaamse Federatie van verenigingen en coöperaties van burgers voor hernieuwbare energie.

REScoop Vlaanderen

De 7 coöperatieve principes bestaan al meer dan honderd jaar en volgen uit de ICA-definitie van een coöperatie :

“… een autonome organisatie van personen die zich vrijwillig verenigen om hun gemeenschappelijke behoefte te behartigen door middel van een onderneming waarvan ze samen eigenaar zijn en die ze democratisch controleren”

  1. Vrijwillig en open lidmaatschap
    Coöperaties zijn vrijwillige organisaties die openstaan voor alle personen die de diensten ervan kunnen benutten en het maatschappelijk doel onderschrijven, zonder enige vorm van seksuele, sociale, raciale, politieke of religieuze discriminatie.
  2. Democratische controle door de leden
    Coöperaties zijn democratische organisaties, gecontroleerd door hun leden, die actief deelnemen aan het beleid en de besluitvorming. De leden van de coöperatie staan op voet van gelijkheid. Iedereen kan mee beslissen onafhankelijk van het ingebrachte kapitaal (één lid één stem).
  3. Economische participatie door de leden
    Coöperanten hebben een dubbele relatie met hun coöperatie: ze zijn zowel aandeelhouder als gebruiker van de geproduceerde goederen of diensten. Het kapitaal van de coöperatie wordt gekenmerkt door billijke bijdragen en democratische controle door de leden. Gewoonlijk is minstens een deel van het kapitaal gemeenschappelijk bezit van de coöperatie, vennoten ontvangen een beperkt rendement op hun ingebracht kapitaal (aandeelhoudersmeerwaarde). Daarnaast wordt de winst gebruikt voor één of meerdere van volgende doelstellingen : de ontwikkeling van de coöperatie, het aanleggen van reserves, voordelen voor de vennoten in verhouding tot hun transacties met de coöperatie (gebruikersmeerwaarde), ondersteuning van activiteiten die de goedkeuring van de vennoten meedragen. De dienstverlening aan de coöperanten staat daarbij centraal.
  4. Autonomie en onafhankelijkheid
    Coöperaties zijn autonome organisaties onder controle van hun leden. Wanneer coöperaties akkoorden sluiten met andere organisaties inclusief overheden, of kapitaal aantrekken van externe bronnen, dan doen ze dat op een manier die de democratische controle door de leden en de autonomie van de coöperatie weet te waarborgen.
  5. Onderwijs, vorming en informatieverstrekking
    Coöperaties voorzien in onderwijs en vorming voor hun leden, hun verkozen vertegenwoordigers, hun managers en werknemers, zodat deze op een doeltreffende manier kunnen bijdragen aan de ontwikkeling en eigenheid van de coöperatie. Ze informeren het ruimere publiek, in het bijzonder jongeren en opiniemakers, over de aard en de voordelen van coöperatief ondernemen.
  6. Samenwerking tussen coöperaties
    Coöperaties dienen hun leden het meest effectief en versterken de coöperatieve beweging door samenwerking via lokale, regionale, nationale en internationale structuren.
  7. Aandacht voor de gemeenschap
    Coöperaties maken werk van duurzame ontwikkeling van hun gemeenschap via beleidsmaatregelen die goedgekeurd zijn door de leden.